Op 28 juni jl. zijn we verder ingegaan op de volgende vragen/thema’s:

  1. Hoe zit het met de relatie tussen de vrije wil en de leer van de uitverkiezing?
  2. Wat kunnen we zeggen over de leer van de alverzoening?

Bijna aan het einde van “de grote scheiding” staat een interessante gedachtewisseling tussen de hoofdpersoon en één van de geesten die hij ontmoet, waarin deze vragen aan de orde komen.

Lewis benadrukt hierbij dat wij slechts een klein stukje van de totale werkelijkheid kunnen overzien. Zoals je met een omgekeerde verrekijker ook maar een klein stukje van het gehele beeld helder kunt krijgen. Wij, aan de tijd gebonden mensen, kunnen alleen maar ons kleine stukje in de tijd overzien.

Als wij proberen om ons een beeld te vormen van het Goddelijke perspectief (het totale plaatje, los van de tijd) dan proberen wij verder te reiken dan mogelijk is met onze tijdgebonden omgekeerde verrekijker. Hierdoor is het risico groot dat we uit het oog verliezen wat God vandaag, in het hier en nu, tegen ons zegt en van ons vraagt.

Dit risico geldt zowel voor de leer van de uitverkiezing/vrije wil als ook voor de leer van de alverzoening. Beide zijn menselijke pogingen om het Goddelijke perspectief in te vullen.

Het belangrijkste/eerste is dat we doen wat God van ons vraagt in Zijn Woord. Als we daarnaast ook proberen meer te begrijpen van het “totale plaatje” dan past vooral bescheidenheid en de uitkomsten hiervan zijn, hoe dan ook, van een andere orde. Met deze conclusie hebben we de studiereeks over “de grote scheiding “ van C.S. Lewis afgesloten.

 

Uit de evaluatie bleek dat de meeste deelnemers wel met iets dergelijks zouden willen doorgaan. De komende tijd zal worden nagedacht over een mogelijke verdere invulling hiervan.

Suggesties zijn welkom!