Wij zullen verdergaan met het verslag van de kerkenraad,welke in vergadering bijeen was op 14 october 1792.Ik zal het zoveel mogelijk weergeven,zoals het is opgeschreven. Dat alleen al geef mij een kik,hoe dingen zijn verwoordt.

Kerkenraadsvergadering gehouden den 14 october 1792.
In deeze vergadering deedden ds. Diemont en, de broeder ouderling Pieter van Cleef rapport van de gedaane huisbezoekingen,en verklaarden dit aangaande alleen te moeten berighten:
1. Dat zij op den 2october hunne commissie bij Arij Hagenaar afgelegd,en hun besluit des kerkenraads voorgelezen hadden.2. Zijnde al weder door hem alleen gesproken,dat hij copy moestte hebben van alles,en bijzonder ook van het hem thans voorgelezen.
Waarop zij geantwoord hadden,dat hij de kerkeraads resoluties ten aanzien van het eerste wist,waarbij hem copy van alles geweigerd werd,dogh dat hij copy van het voorgelezene geschrift bekomen konde,mits bezorgende een zegel,en betaalende hetgeen daartoe staat..Hetwelk hij ook op de tussenspraak van zijn zoon Jan Hagenaar aangenomen heeft te doen. Verder gevraagd zijnde, daar hij van de kerkelijke censure,omtrend hem uitgeoefend,had geappelleerd tot de classis van Zuid-Holland.
Op wat classis de kerkenraad hem daar als partij zal afwagten. Zoo heeft hij eerst geantwoord: dat hij zulks niet wist.Waarop de dominee gezegd heeft: dat hij de eerste classis diende waar te nemen,welke zijn zoude de laatste dinsdag in october. Wanneer zijn wederwoord was: dat hij als dan ook zijn zaak op die classis brengen zoude.
Voorts hebben wij verklaart,hem thans geene bestraffingen te zullen toedienen,maar het oordeel van de classis te zullen afwaghten over het geen omtrent hem door een eenparig besluit der kerkeraad gedaan is. Dogh hebben hem tot eene nauwkeurige beproeving van zigzelve,en van s’Heeren Geest,ten einde hij zijne wangedragingen regt zien.en zig daarover voor God en mensen verootmoedigen mogte.
Nog deedden gecommiteerden tot de huisbezoekingen beright dat zij,het een en ander vernomen hebbende,omtrent de conversatie van Arij en Jan Hagenaar, op den 14 september laatst leden,ten huize van Harmanus Hamerpagt,daarop is onderzoek gedaan,en onderricht waren door drie van dat zelfde huisgenoten,dat Arij Hagenaar aldaar des s’morgens van dien dag gekomen zijnde,aan de diaken Arij Hamerpagt gevraagd hadde, of iets tegen hem had,en dat hij hem bewijzen moest,dar hij een leugennaar,en lasteraar was?
Dogh waarop door Arij Hamerpagt niet was geantwoord.Dat Arij Hagenaar door dit stilzwijgen van Hamerpagt nu te onvrede was geworden,en gezegd had:niet geweten te hebben dat hij zo gek was,dat hij als mede lid van de kerkeraad zijnde,zig schuldig gemaakt hadde aan een onverhoord veroordeelen en helpe verdoeme,en zoo wat meer. Zijnde op dit alles door Arij Hamerpagt ook niets geantwoord,en Arij Hagenaar vervolgens vertrokken.
Dat des sávonds van dienzelfde dag,Jan Hagenaar ,de zoon, aan de winkel was gekomen,en gevraagd had,of ze haast uitscheiden met werken. Waarop door Egbert Hamerpagt was geantwoord: ja, om acht uur,en dat hij maar ondertussen in huis zoude gaan,wijl zijn broer Arij in huis was. Gelijk hij ook gedaan heeft.Dat Jan Hagenaar wegens tijd gezeten hebbende van de zaak zijns vaders niets hadde gesproken,maar dat zoo die Egbert met de knegt te hyuis bij den haard gekomen waren,hij op eene diergelijke wijze als zijn vader dit s’morgens uitgekomen was, en zig over het stilzwijgen van Arij Hamerpagt zeer verstoort had gehouden,zeggend:dat hij niet geweeten hadde,dat hij zoo wijs was,en vraagende,wie hem zoo wijs gemaakt hadde,en geen antwoord krijgende,den dominee had genoemd,welke hem zulks zoude gezegd hebbe.
Eisende voorts de reekening van het schoonmakers werk op. En dreigende deeze mensen ,daarmede dat zij een klant zouden verliezen.Gecommiteerden hebben gemeent hiervan zulk een ampel verhaal aan deeze vergadering te moeten doen.Daar het somtijds zoude kunnen dienen voor dezelve zaak,welke ze met Arij Hagenaar hebben. Althans ten bewijze verstrekt van de aanhoudende verkeerde woelingen van deeze man.
Eindelijk berigtten gecommiteerden,dat zij op den 4 october in Neder-Slingeland huisbezoeking doende,eene singuliere ontmoeting gehad hadden met Aart Bloos,welke man ,pen en papier voor den dag haalde,en zig aan eene tafel zettende ,om te schrijven hetgeen de dominee tot hem sprak.
Terwijl hij weigerde om te spreken over hetgeen waartoe wij kwamen,geevende haar van deeze reden,dat de dominee zijn partij was,verklarende de dominee nogthans niet te weten,waar in hij zig partijdig tegen hem had gedragen, proponeerende deswegen,gemelde Aart Bloos,bij gelegenheijd,voor deeze vergadering te doen compareeren,en hem naar bewijs van dit zijn zeggen te vragen,en tegelijk tot een meer geschikt gedrag,wanneer de huisbezoeking bij hem geschied, aan te maanen.
De vergadering bedankt gecommiteerden voor dit berigt,wordende ook in de zaak van Aart Bloos, ingevolge de propositie van den predikant besloten. Chr. Diemont v.d.m.